Postzegelleven

De dageraad zet laat in, het is winter. Ik kijk door het dakraam van mijn werkkamer naar buiten. De contouren van twee grote hijskranen tekenen zich af tegen de grauwe lucht. Het zijn op wat verdwaalde meeuwen na, de enige bewegende silhouetten buiten die ik vanaf deze plek kan zien.

Hier breng ik mijn werkdag door. Met een beeldscherm, een toetsenbord, een muis en de stoel waarin ik zit als belangrijkste attributen. Af en toe maak ik met een pen aantekeningen in mijn notitieblok.
De beperkte vierkante meters hier, de pandemie en het postzegelleven in de donkerste dagen van het jaar – ze versterken het idee dat m’n bestaan zich vooral vanuit m’n hoofd afspeelt.  

Natuurlijk, ik ben nog altijd meer dan mijn hoofd, ik heb nog steeds andere lichaamsdelen. Lichaamsdelen die regelmatig voor ontspanning zorgen en mij uit m’n hoofd krijgen om zo te zeggen. Of gewoon nuttig zijn. Op een dag als vandaag brengen mijn benen en voeten mij bijvoorbeeld naar deze zolderkamer en weer terug naar beneden.  

Ik open het dakraam om frisse lucht in de kamer toe te laten.
Mijn blik gaat vervolgens naar de vier cijfers rechtsonder in mijn beeldscherm. Nog twee minuten voor de volgende vergadering gaat beginnen.
Ik weet niet precies waarom maar er borrelen herinneringen aan vroeger naar boven. Anekdotes uit een leven toen wat ik waarnam met alle zintuigen zich veel meer aan me opdrong dan nu. Misschien typerend voor het kinderleven waarin het hoofd nog een bijzaak is. En waar een pandemie die tot afstand en isolatie verplicht, iets lijkt uit een science fictionfilm.

Het tropisch eiland waar ik opgroei.
Met blote voeten over het gloeiendhete asfalt dat op sommige plekken zacht en plakkerig aanvoelt. Dat lopen gaat zonder pijn, we spelen iedere dag op blote voeten buiten – op zand, keien en steen – en hebben een flinke laag eelt op onze voeten.  
Rode mieren die in een mum van tijd mijn benen belegeren. Acuut pijn overal, gillen, panisch krabben om die gemene kleine indringers te lozen.
Aan de baai waar mijn vader met een naald het restant van een zee-egelnaald uit mijn voet peutert.
Later in Nederland, waar ik voor het eerst de zompige bodem voel van een Gronings meer. Waar ik de bal uit de sloot vis, achter het doel. En voor het eerst ervaar wat er gebeurt als je in korte broek en korte mouwen langs brandnetelstruiken kruipt.

Raam weer dicht, blik op het beeldscherm. Daarin zijn naast mijn eigen geprojecteerde hoofd vijf andere hoofden verschenen.
Microfoon op unmute, de vergadering gaat beginnen.

Plaats een reactie