Alles is anders, alles is hetzelfde

‘Oh nee, dat meen je niet. En hangt die grote poster van Charlie Chaplin er dan ook niet meer?’
Ik stelde hem gerust. En zei dat alles er in zekere zin nog hetzelfde is.

Café Springhaver. De eerste keer dat ik er met mijn vriend was, is al bijna dertig jaar geleden. We laveerden langs de tafeltjes en de andere gasten want het was er druk, zoals het er later altijd druk zou zijn. En behalve bruin en bruisend was het destijds een rokerig café. Zoals we ooit dachten dat de Berlijnse Muur er voor altijd zou staan, dachten we toen dat een café een plek was waar rookslierten fact of life waren.
Van ons gesprek destijds herinner ik me dat hij zei dat het in leven uiteindelijk draait om één ding: je verzoenen met je eigen sterfelijkheid.    

Vorige week bracht ik mijn vriend een ooggetuigenverslag uit. Over de actuele staat van zijn favoriete Utrechtse café waar hij na de heropening nog niet was geweest en ik al wel. Dat het onwezenlijk was om er met slechts een paar andere gasten te zitten, ver uit elkaar. Geen geroezemoes, geen gesprekken aan het tafeltje naast je die je schaamteloos kon afluisteren. Dat de vloer was geschuurd en gelakt. Dat het leek alsof alles door een Instagramfilter was gehaald. Het was café Springhaver en het was café Springhaver niet meer.

Gisteren was ik er opnieuw nadat ik met mijn echtgenote naar de film was geweest. ‘Les plus belles années d’une vie’ van regisseur Claude Lelouch met tachtigers Jean-Louis Trintignant en Anouk Aimée in de hoofdrollen. Ze vormden ruim vijftig jaar geleden een hartstochtelijk liefdespaar in de film ‘Un homme et une femme’.  In ‘Les plus belles années d’une vie’ (De beste jaren uit een leven) spelen Trintignant en Aimée opnieuw het liefdespaar uit de film van toen. Zij zoekt haar minnaar van destijds, inmiddels is hij dementerend, na een halve eeuw op in het verzorgingshuis waar hij verblijft. De film, Franser dan Frans, is een nostalgische cinematografische dans tussen heden en verleden, tussen herinneringen en fantasie. Over dat wat was, dat was is en dat wat had kunnen zijn.

Na afloop zitten we achter ons glas wijn in het café waar alles hetzelfde en tegelijkertijd alles anders is. We werpen de gedurfde vraag op of wij onszelf in de beste jaren van ons leven bevinden. Enerzijds wel, anderzijds niet, een beetje, wellicht. We geven het al snel op. Het antwoord valt pas aan het einde van de slotscène te geven, constateren we. Beter gezegd: het is een onmogelijke vraag.

Plaats een reactie